Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord met de cookies liever niet.

Informatie

Heeft u een vraag en bent u op zoek naar informatie, kijk dan hier. De leden van Uw Bemiddelaars posten hier interessante blogs over hun ervaringen, nieuwtjes en juridische ontwikkelingen binnen hun expertise.

Tags

terug naar selectie

Huwlijksstelsels : Het Wettelijk Stelsel

18.10.2016
Huwelijk

Drie vermogens

Het wettelijk stelsel verdeelt de goederen van de echtgenoten in drie vermogens:

  • het vermogen van de ene echtgenoot ;
  • het vermogen van de andere echtgenoot;
  • het gemeenschappelijke vermogen.

Onder het wettelijk stelsel geldt een scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten. Dat betekent dat de partners zelf hun eigen vermogen beheren, terwijl zij samen het gemeenschappelijke vermogen beheren.

Het wettelijk stelsel is automatisch van kracht, tenzij de echtgenoten hun vermogen anders verdelen.

Eigen goederen

Eigen goederen zijn:

  • alle goederen die partners bezitten voor het huwelijk, bijvoorbeeld een auto;
  • het geld op de eigen spaarrekening;
  • bouwgrond die een van de partners heeft aangekocht voor het huwelijk;
  • een zaak die een van de echtgenoten al uitbaatte voor het huwelijk;
  • de schulden die een partner al had voor het huwelijk
  • alle goederen die een partner verworven heeft via een nalatenschap of een schenking voor het huwelijk
  • de schulden die drukken op erfenissen of schenkingen die verworven zijn voor het huwelijk

Gemeenschappelijke goederen

Gemeenschappelijke goederen zijn:

  • beroepsinkomsten zoals lonen, wedden, werkloosheidsuitkeringen, ...;
  • inkomsten uit eigen goederen zoals huurgelden van een eigen woning;
  • interesten van obligaties die de echtgenoten al voor het huwelijk bezaten;
  • alle goederen waarvan niet kan worden bewezen dat ze eigendom zijn van een van de echtgenoten.

Wat is van wie?

De volgende opsomming geeft enkele voorbeelden van eigen en gemeenschappelijke goederen:

  • Alle meubelen worden verondersteld gemeenschappelijk bezit te zijn. Dat geldt ook voor meubelen waarvan de factuur op naam staat van een van de echtgenoten. Als deze factuur dateert van tijdens het huwelijk gaat men ervan uit dat ze betaald is met gemeenschappelijke inkomsten, en dat de meubelen dus gemeenschappelijke eigendom zijn van de echtgenoten.
  • Als een echtgenoot met eigen geld, bijvoorbeeld geld van een erfenis, een kunstwerk koopt, dan zal het kunstwerk een eigen goed zijn. De echtgenoot moet wel kunnen aantonen dat hij of zij het kunstwerk met eigen geld gekocht heeft.
  • Als een partner met eigen geld een onroerend goed wil kopen, zoals een huis of een grond, dan is het noodzakelijk dat hij dat in de notariële aankoopakte laat vermelden. Anders kan het onroerend goed niet als een eigen goed beschouwd worden. Het is belangrijk om de notaris hier tijdig van op de hoogte te brengen.
  • Voor wie zonder huwelijkscontract getrouwd is, is het geld op eigen zichtrekeningen ook een gemeenschappelijk goed. Voor gezamenlijke rekeningen geldt uiteraard hetzelfde.

Bestuur en beheer van het gemeenschappelijk vermogen in het wettelijk stelsel

Elk van de echtgenoten is baas over zijn eigen goederen. Daarop bestaat echter één belangrijke uitzondering: de gezinswoning kan nooit door één echtgenoot verkocht of met hypotheek bezwaard worden, zonder de instemming van de andere echtgenoot.

Het gemeenschappelijk vermogen wordt door beide echtgenoten op een gelijke manier beheerd. Zij kunnen dus ieder afzonderlijk optreden om de gemeenschap te verbinden. Voor gewichtige zaken zullen beide echtgenoten echter samen moeten optreden (bv. een lening aangaan).

Dat wil niet zeggen dat u voor elke betaling, voor elke aankoop steeds samen moet ondertekenen. Dagdagelijkse handelingen kunnen de echtgenoten elk afzonderlijk stellen. Men veronderstelt dat de andere echtgenoot ermee akkoord gaat. Voor belangrijke handelingen, zoals een hypotheeklening aangaan, een woning of grond kopen met gemeenschappelijk geld, een lening op afbetaling sluiten, moet u wel samen ondertekenen. Tekent in zulke gevallen slechts één echtgenoot, dan kan de andere dit contract laten vernietigen.

Uitzondering!

De echtgenoot die een beroep uitoefent, kan alle daartoe noodzakelijke handelingen alleen stellen. Hij of zij kan, binnen het kader van zijn of haar beroepsbezigheden, zonder toestemming van de andere echtgenoot afbetalingskredieten aangaan, een inschrijving laten nemen op zijn/haar handelszaak, enz.

Oefenen beide echtgenoten gezamenlijk eenzelfde bedrijvigheid uit, dan moeten ze wél samen beslissen.

Hoe bewijzen echtgenoten die gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel welke goederen tot hun eigen vermogen horen?

Hierboven werd gezegd dat goederen waarvan de echtgenoot/echtgenote niet kan bewijzen dat ze van hem/haar zijn, geacht worden tot de huwelijksgemeenschap te behoren. Wenst men iets voor zichzelf te houden, dan moet men kunnen bewijzen dat het een eigen goed is.

Het bewijs dat iets van de ene dan wel de andere echtgenoot is, zal vooral van belang zijn bij echtscheiding, omdat dan de gemeenschappelijke goederen worden verdeeld. Goederen die eigendom zijn van een van de echtgenoten worden niet verdeeld. Elke echtgenoot behoudt dus zijn eigen goederen.

Ook als schuldeisers van een van de echtgenoten beslag komen leggen, is het zeer belangrijk dat elke echtgenoot kan aantonen welke goederen van de ene of andere partner zijn.

Ten slotte is dit ook van belang bij het overlijden van een van de partners. De eigen goederen van de overleden echtgenoot komen toe aan zijn of haar erfgenamen. De gemeenschappelijke goederen moeten in principe in gelijke helften verdeeld worden tussen de erfgenamen van de eerst overledene en die van de langstlevende echtgenoot.

Bewijsregels

Het is daarom niet zonder belang dat men kan bewijzen dat goederen persoonlijke eigendom zijn. De bewijsregels bepalen hoe de echtgenoten kunnen aantonen welke goederen van elk van hen zijn en welke hen beiden toebehoren.

Opsomming in het huwelijkscontract

In het huwelijkscontract kan opgesomd worden welke goederen elk van de partners bezit op het ogenblik van het aangaan van het huwelijk.

Het huwelijkscontract zelf vormt dan het bewijs. Het huwelijkscontract kan nooit verloren gaan: het origineel exemplaar wordt door uw notaris bewaard en daarvan kan altijd een afschrift verkregen worden.

Alle meubelen worden geacht gemeenschappelijk bezit te zijn, ook die meubelen waarvan men een factuur heeft op naam van slechts een van de echtgenoten. Bij echtelijke conflicten komt het meermaals voor dat men met behulp van een factuur wil aantonen dat men bepaalde goederen in uitsluitende eigendom heeft. Indien deze factuur dateert van tijdens het huwelijk, zal deze geenszins het bewijs vormen dat het goed eigendom is van de persoon op wiens naam de factuur staat. Men gaat er immers vanuit dat de factuur betaald werd met inkomsten.

Inkomsten zijn gemeenschappelijke gelden in het wettelijk stelsel. Goederen die men met gemeenschappelijke gelden heeft aangekocht behoren dus tot het gemeenschappelijk vermogen.

Heeft men echter eigen geld, bijvoorbeeld van een erfenis, dan kan dat geërfd geld besteed zijn, wederbelegd zijn in bijvoorbeeld een schilderij. In dat geval en in de veronderstelling dat kan aangetoond worden dat bedoeld schilderij gekocht werd met die eigen - geërfde - gelden zal het schilderij een eigen goed zijn van die echtgenoot. Het is in wederbelegging van eigen geld gekocht.

Wenst men een grond, een huis of een ander onroerend goed in wederbelegging als eigen goed aan te kopen, dan is het absoluut noodzakelijk dat dit in de notariële aankoopakte vermeld wordt. Zoniet kan dat onroerend goed niet als een eigen goed beschouwd worden.

Is het geld op mijn bankrekening niet mijn eigen geld?

Indien u zonder huwelijkscontract gehuwd bent, wordt dit geld inderdaad vermoed te zijn van u en van uw echtgenoot of echtgenote. Wat eerder gezegd werd over de facturen op naam van een van de echtgenoten, moet eveneens toegepast worden op de bank- en spaarrekeningen die op naam van een van beiden staan. Op de rekeningen van de echtgenoten zullen naar alle waarschijnlijkheid voor het overgrote deel de inkomsten van de echtgenoten gestort worden. Ongeacht of op de rekening van de ene echtgenoot zijn of haar loon gestort wordt en op de rekening van de andere partner diens loon, toch zullen de gelden op die beide afzonderlijke rekeningen gemeenschappelijk zijn. Bij echtscheiding en bij overlijden zullen beide rekeningen bij helften verdeeld moeten worden tenzij men kan bewijzen dat het eigen gelden zijn bv. uit een erfenis. Het spreekt vanzelf dat ook de rekening op naam van beide echtgenoten aan dat regime onderworpen is.

Wat als mijn echtgenoot schulden maakt...

Als mijn echtgenoot schulden maakt, kunnen de schuldeisers dan al onze gezamenlijke goederen in beslag nemen of slechts de helft ervan? Kan men ook mijn goederen in beslag nemen of blijven deze buiten schot?

Zoals vermoed wordt in het wettelijk stelsel dat alle goederen gemeenschappelijk zijn, zo wordt ook voor de schulden verondersteld dat ze gemeenschappelijk zijn.

Alle schulden waarvoor de echtgenoten samen tekenen zijn sowieso gemeenschappelijke schulden. Maar ook schulden die slechts door één echtgenoot aangegaan worden, kunnen gemeenschappelijke schulden zijn. Zo zijn alle schulden die gemaakt worden in het belang van het gezin en van het huishouden, gemeenschappelijk.

Voorbeelden van dergelijke gemeenschappelijke schulden zijn:

  • kosten voor het schilderen of herstellen van de woning;
  • kosten voor het herstellen van de wagen, zelfs al behoort die wagen persoonlijk toe aan een van de echtgenoten;
  • dokters- en ziekenhuiskosten voor een gezinslid.

Voor gemeenschappelijke schulden kunnen niet alleen de gemeenschappelijke goederen, maar ook de eigen goederen van de echtgenoten aangesproken worden. Dus ook de goederen van die echtgenoot die niet mee ondertekend heeft, kunnen voor de terugbetaling van gemeenschappelijke schulden aangeslagen worden.

Afwijken van de regels van het wettelijk stelsel is mogelijk

Alles wat hiervoor gezegd werd, geldt voor echtgenoten die zonder contract gehuwd zijn.

Door een huwelijkscontract op te stellen kan men van de regels afwijken. U kunt wat u niet zint vervangen door andere regels.

Inbreng van een eigen onroerend goed

Wanneer een van de aanstaande echtgenoten eigenaar is van een perceel bouwgrond waarop het toekomstige koppel samen een woning zal bouwen, is het raadzaam een contract te sluiten.

In dat contract kunt u overeenkomen dat het perceel bouwgrond een gemeenschappelijk bezit wordt.

Immers, indien de bouwgrond eigendom blijft van één partner, zal onvermijdelijk de woning die daarop gebouwd wordt ook enkel toebehoren aan de echtgenoot van wie de grond is. Het feit dat deze woning betaald wordt met gelden van beide echtgenoten, verandert daar niets aan. Daarom is een huwelijkscontract in dat geval ten zeerste aan te raden.

Beding van terugname bij echtscheiding

Als een van de aanstaande echtgenoten zijn of haar bouwgrond in het gemeenschappelijk vermogen heeft gebracht, heeft dit als gevolg dat bij echtscheiding deze grond tussen beide partners verdeeld wordt. Dit wenst men niet altijd. Immers in ons voorbeeld werd de bouwgrond betaald met gelden van de ene echtgenoot alleen, hij was immers gekocht voor het huwelijk. Als het dan tot een echtscheiding komt, is het des te pijnlijker dat die zijn grond voor de helft verliest.

Om dat te voorkomen kan men in het huwelijkscontract een clausule opnemen die bepaalt dat bij echtscheiding de waarde van de bouwgrond, die gemeenschappelijk gemaakt werd, volledig en alleen toekomt aan de partner die hem inbracht.

Dit zijn twee clausules die het wettelijk stelsel op een bepaald gebied wijzigen. Men stelt een huwelijkscontract op waarin men kiest voor het behoud van het wettelijk stelsel als algemeen principe, maar men wijzigt enkele bepalingen.

De langstlevende echtgenoot bevoordelen

Vaak voorkomende clausules in huwelijkscontracten zijn de bepalingen die ervoor moeten zorgen dat na het overlijden van een van de echtgenoten, de overblijvende bevoordeeld wordt. Deze clausules zijn voornamelijk van belang als er kinderen zijn.

Als er geen kinderen zijn, komt het gemeenschappelijk vermogen immers volledig en in volle eigendom toe aan de langstlevende echtgenoot.

Als er wel kinderen zijn wordt de huwelijksgemeenschap in tweeën verdeeld: de ene helft voor de langstlevende echtgenoot, de andere helft voor de kinderen.

De langstlevende echtgenoot/echtgenote behoudt wel levenslang het recht om de gemeenschappelijke zaken te blijven gebruiken of er de opbrengst van te houden: hij/zij krijgt het vruchtgebruik.

De ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap

In het huwelijkscontract is het mogelijk af te wijken van die gelijke verdeling van de gemeenschap. Men kan bepalen dat de langstlevende dus meer dan de helft krijgt. Dat kan door een clausule van ongelijke verdeling. Daarin bepalen de echtgenoten dat de langstlevende meer dan de helft (bv. 3/4) van de huwelijksgemeenschap verkrijgt. De kinderen krijgen dan slechts 1/4 in plaats van de helft.

Het verblijvingsbeding

Men kan zelfs overeenkomen dat de gehele gemeenschap aan de langstlevende toekomt. Zo'n clausule noemen we het verblijvingsbeding. De gehele gemeenschap verblijft (= komt toe) aan de langstlevende.

Het beding van voorafname

Nog een andere mogelijkheid is te bepalen dat de langstlevende, vóór de verdeling uitgevoerd wordt, bepaalde zaken mag nemen. Deze voorafgenomen zaken zijn dan voor 100% van de langstlevende, de overige zaken worden met de kinderen gedeeld.

Niettegenstaande het woordenboek enkel spreekt over een vooruitname gebruikt ons Burgerlijk Wetboek, de termen voorafname en vooruitmaking.

Deze zou bijvoorbeeld zo geformuleerd kunnen worden:

“De langstlevende echtgenoot zal vóór elke verdeling uit de gemeenschap mogen voorafnemen: de gezinswoning met alle daarin aanwezige huisraad en meubelen, alsook de wagen”.

Deze clausule heeft tot gevolg dat de langstlevende echtgenoot of echtgenote volledig baas is over het eigen huis. Indien die langstlevende de gezinswoning wenst te verkopen, moeten de kinderen niet mee ondertekenen. Indien deze clausule niet wordt opgenomen, dan is de instemming van de kinderen wél vereist wanneer de langstlevende echtgenoot de woning wil verkopen.

Keuzebeding

Men kan in een huwelijkscontract ook geldig bedingen dat het gemeenschappelijk vermogen bij ontbinding door overlijden zal toebehoren aan de langstlevende, naar keuze van deze laatste. De langstlevende kan dan zelf kiezen – rekening houdend met de omstandigheden, zijn financiële toestand, de gezinstoestand, de leeftijd enz. – wat hij met dit gemeenschappelijk vermogen wenst te doen, en welke elementen hij daaruit eventueel volledig voor zich wil houden. Hij kan zelfs de volledige gemeenschap voor zich houden.

Erik Van Assche

Bron