Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord met de cookies liever niet.

Informatie

Heeft u een vraag en bent u op zoek naar informatie, kijk dan hier. De leden van Uw Bemiddelaars posten hier interessante blogs over hun ervaringen, nieuwtjes en juridische ontwikkelingen binnen hun expertise.

Tags

terug naar selectie

Groepsverzekering bij scheiding

06.10.2016
Scheiden, Groepsverzekering

Wat met je groepsverzekering bij scheiding?

Aan wie de opgebouwde reserves toekomen van een groepsverzekering is wettelijk gezien nog steeds niet goed geregeld, maar de praktijk en een aantal rechterlijke uitspraken hebben wel vanzelf een algemeen aanvaarde regeling doen ontstaan.

Wat basisbegrippen

Wanneer we het hebben over dit soort verzekeringen, zijn er drie partijen betrokken:

  • De verzekeringsnemer is degene die verzekering afsluit. Deze persoon betaalt de premie.
  • De verzekerde is de persoon op wiens hoofd de verzekering is afgesloten.
  • De begunstigde is diegene aan wie het verzekerde bedrag wordt uitbetaald.

Wanneer we het hebben over een groepsverzekering, bedoelen we een verzekering die door een werkgever (de verzekeringsnemer) wordt afgesloten ten gunste van zijn werknemers (de verzekerden), waarbij bij leven op een bepaalde leeftijd, in principe op de pensioenleeftijd, een bedrag zal worden uitbetaald aan de werknemer (de begunstigde bij leven).  Dit noemt men ook vaak het ‘aanvullend pensioen’ of ‘de 2e pijler van het pensioenlandschap’. Dit, naast het wettelijk pensioen als eerste pijler en het pensioensparen als derde pijler.

De premies die worden gestort in een groepsverzekering, worden meestal betaald door de werkgever.  Maar soms kan ook aan de werknemer een bijdrage gevraagd worden.

Naast een verzekering bij leven, omvatten de meeste groepsverzekeringen ook een overlijdensdekking, waarbij in geval van overlijden van de werknemer (de verzekerde) een bedrag wordt uitbetaald aan een begunstigde. In een huwelijk is dat vaak de echtgeno(o)t(e) en/of de kinderen.

Wanneer we, in wat hierna volgt, spreken over ‘de verworven reserves’, dan hebben we het over de bijeen gespaarde premies samen met de op die premies verworven interesten en winstdeelnames.

De ‘afkoopwaarde’ van een verzekering is het bedrag dat men zou uitbetaald krijgen indien men vervroegd de verzekering laat uitbetalen. Bij groepsverzekeringen is dit krachtens artikel 27, §1 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen in principe uitgesloten. Pas op de leeftijd van 60 jaar en enkel wanneer uitdrukkelijk voorzien, kan hiertoe door de werknemer worden overgegaan (alhoewel ook hier de wetgever al heeft op ingegrepen: zie later). Men zal dan ook eerder spreken over de ‘vermogenswaarde’. Om de vermogenswaarde te berekenen, is men het erover eens dat enkel de nettowaarde van het kapitaal van de groepsverzekering in aanmerking zal worden genomen. Dit zijn dan de verworven reserves min de solidariteits- en sociale zekerheidsbijdragen en de belastingen die op een groepsverzekering van toepassing zijn.

De dekking bij leven.

Wat er gebeurt met de verworven reserves van de verzekering hangt af van het huwlijkstelsel dat van toepassing is.

Bij scheiding van goederen is het eenvoudig: de verworven reserves behoren toe aan de verzekerde. De verworven reserves werden opgebouwd vanuit het inkomen van die persoon en behoren dus volledig tot het eigen vermogen.

Bij een huwelijk onder het wettelijk stelsel of een huwelijk met gemeenschap van goederen, is de wet niet duidelijk.

In de vroegere ‘wet op de landverzekeringsovereenkomst’ van 25 juni 1992 werd gestipuleerd dat het in de verzekering opgebouwde vermogen, ongeacht of de opbouw gebeurt met eigen of gemeenschappelijke middelen, toebehoort aan de begunstigde. Bij een echtscheiding moet de echtgenoot-begunstigde geen vergoeding betalen aan de andere echtgenoot, tenzij hij/zij meer uit het gemeenschappelijk vermogen gehaald heeft dan redelijk is om in 'materieel voldoening gevende' oude dagen te voorzien.

Op 26 mei 1999 heeft het grondwettelijk hof echter beslist dat deze regel ongrondwettig is, omdat op deze wijze een pensioen wordt opgebouwd voor een van de partners met geld dat in principe tot de gemeenschap behoort.

Ook in haar beslissing van 27 juli 2011 heeft het grondwettelijk hof beslist dat de bijdragen aan de groepsverzekering, niettegenstaande ze betaald worden door de werkgever en dus niet vanuit de gemeenschap, dienen beschouwd te worden als deel van het loon en daardoor dus wel een deel van het gemeenschappelijk vermogen zijn.

Op 1 november 2014 is de ‘wet op de landverzekeringsovereenkomst’ vervangen door de ‘wet betreffende de verzekeringen’. Op het vlak van de duidelijkheid van wat te doen qua verdeling bij scheiding heeft deze wet echter geen soelaas gebracht, en blijven de arresten van het grondwettelijk hof dus de basis die door de meeste rechtbanken zullen aanvaard en toegepast worden.

De verworven reserves van de groepsverzekering dienen dus beschouwd te worden als behorende tot de gemeenschap, en dienen dus opgenomen te worden in de regeling voor de verdeling van het vermogen.

De dekking bij overlijden

Wat de overlijdensdekking van een groepsverzekering betreft, kan de verzekerde, ongeacht het huwelijksstelsel, te allen tijde de begunstigde wijzigen. De verzekerde zou dus, van zogauw de scheiding zich aankondigt, of later, kunnen besluiten de begunstigde aan te passen.

In het kader van het opstellen van een EOT kunnen er afspraken gemaakt worden over wie de begunstigde wordt na de scheiding, voor zover het reglement een aanpassing mogelijk maakt.  Het kapitaal komt in ieder geval toe aan de begunstigde(n), zonder dat hiervoor een vergoeding verschuldigd is aan het gemeenschappelijk vermogen. Anders gezegd, het kapitaal dat bij overlijden zou worden uitbetaald, dient niet gevoegd te worden bij het te verdelen vermogen.

Belangrijk is zeer goed het reglement van de groepsverzekering na te lezen. Soms voorziet het pensioenreglement in een standaardvolgorde van begunstigden, maar soms mag u daarvan afwijken.

Sinds 5 maart 2014 is de regelgeving op dit vlak trouwens gewijzigd. Vroeger werd vaak als begunstigde ‘de wettelijke erfgenamen’ opgenomen in het contract. Sinds 5 maart 2014 is dit, als die wettelijke erfgenamen niet met naam en toenaam genoemd worden, gelijkgeschakeld met ‘de nalatenschap’. Dit heeft een belangrijke impact.

Zijn ‘de wettelijke erfgenamen’ aangeduid als begunstigden, dan wordt het overlijdenskapitaal in gelijke delen uitgekeerd aan de mensen die volgens de wet erfgenaam zijn.

Voorbeeld: een werknemer is gehuwd en heeft twee kinderen. Als hij overlijdt, krijgen de vrouw en de twee kinderen elk een derde van het kapitaal uit de groepsverzekering.

Is ‘de nalatenschap’ de begunstigde van de groepsverzekering, dan zijn de wettelijke regels van de erfopvolging van toepassing. Ook een testament wordt gevolgd.

De werknemer kan uiteraard, als het pensioenreglement die mogelijkheid voorziet, de begunstigde ook op een andere manier aanduiden, zoals ‘mijn echtgenoot, bij gebreke mijn kinderen …’. Let daarbij op met algemene formuleringen. Zo kan er staan dat bij overlijden een bedrag wordt uitbetaald aan ‘de echtgenote’. Wanneer men dan eventueel na de scheiding zou hertrouwen, wordt dit de facto de nieuwe echtgenote. En dat was, naar de kinderen toe bijvoorbeeld, misschien niet de bedoeling.

Om al die redenen kan men overeenkomen om ook op het vlak van de begunstigde bij overlijden, afspraken te maken bij de scheiding.

De verdeling

Verdelen op het ogenblik van de scheiding

Er zijn twee manieren om het kapitaal van een groepsverzekering te verdelen.

De eerste is die waarbij men de vermogenswaarde gaat berekenen op het moment van de verdeling. Daarvoor gaat men het bedrag nemen van de dan aanwezige reserves en die verminderen met de solidariteits- en sociale zekerheidsbijdragen en de belastingen die op een groepsverzekering van toepassing zijn.

Wat zijn hierin de parameters:

Het volledige bedrag is onderworpen aan een solidariteitsbijdrage van maximaal 2%, en een Riziv-bijdrage van 3,55%.

Daarna wordt er een personenbelasting geheven op het saldo, behalve op het gedeelte dat u via winstdeelname werd toegekend:

Het gedeelte dat gevormd werd met persoonlijke bijdragen vanaf 1993 wordt belast aan 10%. Het gedeelte gevormd door persoonlijke bijdragen van voor 1993 worden belast aan 16.5 %.

Indien u bij de uitbetaling 60 jaar bent en u uw wettelijk pensioen op dat moment niet opneemt, wordt het kapitaal belast aan 20%.

Indien u 61 jaar bent en u uw wettelijk pensioen op dat moment niet opneemt, wordt het kapitaal belast aan 18%.

Indien u 62 tot 64 jaar bent en u uw wettelijk pensioen op dat moment niet opneemt, wordt het kapitaal belast aan 16.5%.

Indien u voor of op uw 65 wettelijk op pensioen gaat en uw verzekering wordt dan uitbetaald, dan betaalt u ook 16.5 % belasting.

Uitzondering hierop is wanneer het bedrag van de groepsverzekering uitgekeerd wordt op 65-jarige leeftijd en u tot dan actief bleef. Dan wordt het volledige bedrag slechts belast tegen 10%.

Op deze personenbelasting wordt een gemeentetaks geheven waarvan het percentage verschillend is naar gelang de gemeente waar u woonachtig bent (gemiddeld zo’n 7,5%).

In tabelvorm geeft dit het volgende:

Belasting op Groepsverzekering

Verdelen bij uitbetaling

Een tweede, veel minder gebruikte, optie is te wachten tot het moment van de uitbetaling van de verzekering. De redenering hierachter is dat de persoon op wiens naam de verzekering staat, in principe zou kunnen overlijden vooraleer het bedrag bij leven wordt uitbetaald en men dus vermogen gaat verdelen dat er nooit zal zijn.

Om die reden wordt soms een verdeling afgesproken van het kapitaal op het moment van de uitbetaling. Komt er geen uitbetaling wegens het overlijden van de verzekerde, dan wordt er ook geen kapitaal verdeeld, en geldt de regeling die eventueel werd afgesproken voor de overlijdensdekking.

Sinds 1 januari 2016 is ook de wetgeving over het moment van uitbetalen van een groepsverzekering veranderd en mogen ze pas uitbetaald worden op de datum van het wettelijk pensioen (wet 18.12.2015, Staatsblad 24.12.2015). Dit betekent dat een werknemer zijn groepsverzekering in principe pas kan ‘opnemen’ als hij op zijn 65 jaar effectief met pensioen zal gaan. Trouwens, binnen een aantal jaren wordt de wettelijke pensioenleeftijd opgetrokken tot 67 jaar en zal het dus nog twee jaar langer duren.

Lopend contract zegt 60 jaar...

In bestaande contracten wordt al eens voorzien dat men zijn groepsverzekering kan opnemen op 60 jaar.  De nieuwe wet geldt echter ook voor deze contracten en laat dit dus niet meer toe.

... tenzij geboren in 1961 of vroeger.

Voor deze werknemers is er een overgangsmaatregel voorzien in de nieuwe wet. Zij kunnen hun groepsverzekering toch nog opnemen vóór ze effectief met pensioen gaan. De precieze leeftijd waarop dat kan, varieert naargelang hoe oud men in 2016 is. In de tabel hieronder ziet u de opties.

 

Uw leeftijd in 2016       Uitbetaling mogelijk

58 jaar of ouder              Vanaf 60 jaar

57 jaar                            Vanaf 61 jaar

56 jaar                            Vanaf 62 jaar

55 jaar                            Vanaf 63 jaar

 

... of tenzij in kader van herstructureringen. Een tweede uitzondering om uitbetaald te worden voordat men met wettelijk pensioen gaat, is die van brugpensioen vanaf minstens 55 jaar in het kader van een herstructureringsplan dat neergelegd werd vóór 1 oktober 2015.

Erik Van Assche